Artikelen

De ontkenning bevestigt het dichterlijk spel

Onlangs verscheen bij Uitgeverij Jurgen Maas ‘Geloof me niet als ik vertel over de oorlog’, de nieuwe bundel van de Palestijnse dichteres Asmaa Azaizeh (1985). Nisreen Mbarki verzorgde de vertaling van het Arabisch naar het Nederlands.

 

Heeft de dichteres naar Fjodor Dostojevski gekeken, die in de meeste van zijn grote werken een vraag stelde die nog steeds tussen hemel en aarde hangt: redt schoonheid de wereld? Zij gelooft dat poëzie de wereld zal veranderen door haar eigen esthetische oorlog te voeren tegen de oorlog en de dagelijkse vernietiging die de wereld en de mensheid vervormen.

‘Oorlog’ vormt het sleutelthema van de dichtbundel. Als semantische en ritmische echo van de titel van de Arabische editie koos de vertaalster ervoor het woord aan het einde van de titel te plaatsen, waar in het Nederlands ‘geloof me niet als ik over de oorlog vertel’ misschien natuurlijker had geklonken. Door de structuurwijziging die het woord (oorlog) aan het einde van een zin plaatst, krijgt het ritmisch en semantisch belang in de titel.

In de titels van de gedichten blijft het onderwerp ‘dood’ terugkeren. Bijvoorbeeld: ‘Ik denk niet dat ik ooit heb leren sterven’, ‘Maar de hyena eet me nooit’ en ‘Een kort gesprek in de kist’. Scènes van angst, pijn, bloed en paniek domineren in het boek.

De dichteres vertelt ons niet over de oorlog in de verte. Zij plaatst ons in het hart van de oorlog. In haar poëzie zegt zij wat zij niet zegt, of iets anders dan wat de ander verwacht. Zij plaatst haar lezers in de gloed van de oorlog, en doet alleen maar alsóf deze ver weg is.

‘Jullie moeten niet geloven wat ik vertel over de oorlog,

Want ik praat over bloed terwijl ik koffie drink,

over graven terwijl ik madeliefjes pluk in Marj Ibn Amer,

over de moorden terwijl ik opga

in de schaterlach van vrienden

en over het afgebrande theater in Aleppo

terwijl ik nu voor jullie sta in dit theater met airco’

(p. 21)

Een poëtisch spel met de oorlog 
De ontkenning die in de titel staat, is een tekstuele sleutel. Het is een bevestiging in de poëtische betekenis. Eigenlijk is dat een van de geheimen van haar unieke poëzie en haar mysterieuze codes. Het woord ‘niet’ in de titel speelt een poëtisch spel als een vorm van taalkundige sluwheid. Daardoor bevestigt de ontkenning de verborgen betekenis, door het woord, het visioen, de metafoor in de gedichten.

In het Midden-Oosten woeden oorlogen: Syrië, Gaza, Libië, Jemen. Maar in dit werk gaat het om meer dan een oorlog. Op andere, vergeten plaatsen zijn er ook verschillende oorlogen, in lichaam en ziel, taal en gedachten, leven en dood, hemel en aarde. De dichter toont andere scenario’s, parallel aan het menselijk handelen op televisie en sociale media:

‘Breaking news heeft geen geloof

en ik volg het geloof van muziek.

De stem van Diego el Cigala herinnert mij

aan een begrafenis waar ik niet bij was.

Perzische muziek zonder allegorie

leert mij het ambacht van het jammeren.

Fairuz wikkelt onbekende lijken in

terwijl ze zingt.

Ze zijn verdwenen als een droom, verdwenen

en ik, nadat de nullen in het dodental

de sloten op mijn verbeelding met beitels braken,

ben meegegaan

om miljoenen foto’s

in het donker van mijn gespleten hart af te drukken’

(p. 27)

De gedichten zijn als geweerschoten. De dichteres verlaat het podium van de feestelijke poëzie, van de straten van het delirium en het gedruis, waar zoveel dichters spelen en mopperen.

‘De oorlog houdt me bezig.

Maar ik schaam me om erover te schrijven.

Ik gesel mijn metaforen en bid voor ze.

Pijn leidt mij naar het beschrijven van een kogel,

Waarna ik toch een emotionele klap beschrijf.

Ik rijt de buik van de woorden open

en de slachtoffers van harakiri ontwaken, allemaal,

en zij rijten mijn buik open’

(p. 21)

In tijden van oorlog veranderen zelfs dromen in blanco cheques. In dit gedicht bevinden zich drie cheques, getekend door een vrouw uit Houran en jongens uit Qasioun in Syrië. Asmaa Azaizeh schreef bijvoorbeeld in de tweede cheque:

‘Ik werd belegerd op de heiligste plaatsen op de wereld.

De kogels daalden op mij neer

zoals Gods woord neerdaalde op de profeten.

Ik greep een steen

maar hij smolt in mijn handen,

ik haalde de soldaten in

en de tijd haalde mij in.

Toen viel Christus in slaap.

Voordat hij groot werd om ons op zijn rug te dragen,

kromp ik in elkaar als een bang katje’

(p. 21-22)

In haar tekst schrijft de dichteres: ‘Jullie moeten niet geloven wat ik vertel over de oorlog’. Maar wie kan haar niet geloven als ze zegt:

‘De weg naar geluk loopt beslist door de hel’

en

‘Het is de honger

en ik heb honger naar geluk’

(p. 58)

Hoewel sommigen geloven dat de roman de meest invloedrijke vorm van literatuur is in de hedendaagse Arabische literatuur, vertrouwt Asmaa Azaizeh erop dat poëzie nog steeds grote invloed kan hebben. In deze bundel geeft ze een uitzonderlijk voorbeeld van hedendaagse poëzie. Ze creëert haar poëtische wereld op de ruïnes van de oorlog. Er is een parallel tussen poëzie en oorlog, alsof het gedicht als een esthetische structuur een objectief equivalent is van de lelijke oorlog, die de dichter in elke poëtische uitdrukking veroordeelt.

Kortom, de 26 gedichten op deze zestig pagina’s vormen samen een van de meest eigentijdse bundels over dit thema. Ze herleiden de poëzie tot haar esthetische dimensies bij het uitdrukken van een van de grootste menselijke tragedies: de oorlog.

In deze bundel vindt de lezer veel mysterieuze teksten, maar deze staan in een sterk intertekstueel verband, die de kern van de poëtische verbeelding vormt. ‘Oorlog’ is een hoofdthema dat de scherpe poëtische taal aanjaagt, dat een esthetische horror in de grafvelden veroorzaakt.

 

De ontkenning bevestigt het dichterlijk spel | ZemZem (zemzemtijdschrift.nl)