Volkskrant-journalist Fokke Obbema maakte een interviewreeks over de zin van het leven. Aan het eind van zijn serie, die vorig jaar verscheen in de krant, riep hij lezers op om een ‘zelfinterview’ te schrijven met als belangrijkste vraag ‘Wat is de zin van ons leven?’. Saeed Al-Gariri nam de uitdaging aan en schreef een bespiegeling over zijn eigen leven en de lessen die hij leerde.
Midden jaren zeventig, toen ik zestien was, las ik “De vrouw en de sekse” door de Egyptische schrijfster Nawal El Saadawi, een van de belangrijkste en bekendste feministen in de Arabische wereld. Ze doorbreekt in haar boek tal van politieke, religieuze en seksuele taboes en is een opponent van machthebbers en hun misbruik van religie – alle machthebbers, alle religies. Dit belangrijke boek opende mijn geest voor verboden vragen over het bestaan, de religie, het hiernamaals en het leven in mijn conservatieve samenleving. Ook bepaalde het mijn intellectuele richting. Ik ging studeren aan de universiteit, met als hoofdvak literatuur en kritiek. Later werd ik schrijver, dichter en meer dan twintig jaar hoogleraar aan de universiteit. Ik was toen een van de leiders van het vreedzame nationale verzet.
In 1981 lag ik een hele week zo goed als klinisch dood op de intensive care in het Educatieve Ziekenhuis van de Republiek in de stad Aden (Zuid-Jemen). Ik was als dienstplichtig militair in een trainingskamp in een zeer heet woestijngebied. De training was intens en vermoeiend, bij temperaturen boven de 45 °C. Onze huid verbrandde en het was niet vreemd dat ik malariakoorts opliep.
Op de achtste dag opende ik voor het eerst mijn ogen. Ik zag alleen maar wit: bed, deken, laken, muren, verpleegsters met witte kleding en meisjes, stagiaires, met een witte glimlach, als engelen van genade. Sinds deze 13e november 1981 wist ik dat mijn leven een cadeautje was. Voor altijd voelde ik dat ik leefde in blessuretijd. De bijzondere bijna-dood gaf misschien zin aan mijn leven.
Het leven was als een droom. Zoals de Turkse dichter Nazem Hikmat schreef: ‘Onze mooiste dagen: we hebben het nog niet gezien.’ Dit idee van de voortzetting van het leven in het hiernamaals is niet nieuw of vreemd. Op jonge leeftijd leerde ik dit in de dorpsmoskee in Hadramaut, volgens het soefi-geloof. ‘Als de opstanding op één van u zou zijn gevestigd terwijl hij een jonge boom in zijn hand heeft, laat hem die dan planten,’ zei de profeet Mohamed.
Wat is de zin van ons leven?
‘Het zoeken naar de zin van het leven of naar een zinvol leven is de dominante zorg voor het menselijk denken; maar dat leven stroomt in de gruwelijke en donkere doodskloof’, schreef de Duitse filosoof Heidegger in een meditatie over het onvermijdelijke einde.
Religies stellen dat het ideale leven zich zal afspelen in het hiernamaals. Maar zelf denk ik dat het beste leven nú moet beginnen. Tussen de pleinen van het leven en de poort naar de dood die alle mensen moeten betreden ligt een afstand die vergelijkbaar is met een marathon. De winnaar is degene die fit genoeg is. De sleutel van de poort ligt in de handen van God.
Men zegt wel dat de dood een slaap zonder dromen, of een reis zonder terugkeer is. Terugdenkend aan mijn bijna-dood gedurende die week in 1981 voel ik me een gelukkig mens. In de veertig jaar erna heb ik veel gedroomd, zonder die nooit meer eindigende slaap. Ik ben teruggekomen, zonder de reis naar het hiernamaals te hebben gemaakt.
De dood is een eeuwig vraagstuk voor de mens. Hij roept scherpe vragen op. Maar het ritme van het leven klinkt luider dan de dood. In deze zin kunnen we zeggen dat de dood een trommelslag is. De dood richt zich niet alleen op mensen, maar op alle levende dingen: bomen, planten, katten, honden, koeien, paarden en zelfs op ideeën en theorieën. Er zijn zelfs filosofische gezegden zoals ‘De dood van de auteur’ (Roland Barth), ‘De dood van God’ (Friedrich Nietzsche) en ‘De dood van het geweten’.
Het woord als heiligdom
Schrijven maakt deel uit van de zin van het leven, volgens mij. Alle dingen lijken als woorden. Leven, dood, vreugde, verdriet, geluk, ellende, bestaan, niets, gerechtigheid, onrechtvaardigheid, gelijkheid, discriminatie, liefde, haat. In het begin was er het woord en het woord zal altijd een nieuw en onbeperkt begin blijven; het vermenigvuldigt alle wezens, als een creatieve en vitale vector van nieuwe ideeën. Een geweldig hulpmiddel voor verandering.
Toen ik als vluchteling naar Nederland kwam, was het woord mijn heiligdom. Tijdens de eerste drie weken schreef ik een dichtbundel. In het nieuwe land was ik alleen, vreemd. Mijn leven in mijn eigen land was gestopt. Dus moest ik helemaal opnieuw beginnen. Met het schrijven kreeg ik weer een bestaan. Ik maakte een eigen wereld aan, waarin ik samenwoonde met een aantal bevriende dichters en schilders. Met hen had ik een gemeenschappelijke taal.
In mijn vaderland zou het mijn lot zijn geweest om te sterven door een kogel, een auto-ongeluk of iets vergelijkbaars. Het zou een vervloekte dood zijn geweest. Dit is de manier waarop duizenden mensen sterven in oorlogen en in instabiele gebieden in Jemen, Syrië, Libië, Irak, het Midden-Oosten en Afrika.
Het was één van de situaties waarover ik me echt zorgen maakte, in mijn tijd als leider van vreedzaam verzet. We organiseerden demonstraties tegen de dictatuur in Jemen. Het leger confronteerde jongeren, studenten en duizenden burgers met kogels. Ik heb de doden en gewonden gezien. Volgens religieuze overtuigingen zijn de doden martelaren, zij zullen naar het paradijs gaan. Maar ik hield van hun leven in de werkelijkheid van nu. De voorzichtigheid dwong deze mensen de protesten te stoppen. Confrontatie betekende de dood, maar zonder confrontatie zal er geen verandering zijn!
Het leven tussen twee culturen
De culturele verschillen tussen Oost en West zijn misschien wel het meest manifest in de cultuur rondom het leven en de dood. In het oosten is de dood alomtegenwoordig. Men verheerlijkt de dood als de grote overgang naar het hiernamaals. De cultuur van het leven is er daarom marginaal. In deze wereld bevindt vreugde zich in de marges van het leven. Vrolijkheid is een droom. Geluk is een droom. Veiligheid is een droom. Het leven zelf is ook een droom. Deze dromen vinden pas vervulling na de dood. En dan alléén als de persoon een gelovige is en zijn geest zich niet met deze wereld bezighoudt, want hij is slechts een voorbijganger. Uiteindelijke stabiliteit vindt hij in het paradijs, als hij een ware gelovige is.
Een van de problemen: de beste eeuwen liggen in het verleden en de mooiste dagen moeten nog komen. Het heden – het werkelijke leven van de mens – is volledig afwezig. De afwezigheid van vrijheid van denken en meningsuiting maakt het nog ingewikkelder. De zoektocht naar de zin van het leven lijkt op het zoeken naar een griffioen.
In samenlevingen met een politieke, religieuze, intellectuele en sociale dictatuur kan niemand een vraag beantwoorden over de zin van het leven buiten het heersende stereotype. En als we die vraag toch proberen te beantwoorden, blijft de zelfcensuur waakzaam. ‘Dít woord is niet toegestaan, déze zin zou lichter moeten zijn, zodat anderen niet van streek raken.’
In onze Arabische en islamitische cultuur verheerlijkt en vreest men de dood. Men ziet hem als het begin van een vreselijke reis, waarvan men niet weet wat er daarna zal gebeuren. In religieuze politieke toespraken zegt men: ‘We houden van de dood, net zoals onze vijanden van het leven houden’. Echter, hoe kunnen we de dood beschouwen vanuit de poort van de liefde? Staat deze liefdesverklaring aan de dood voor de dood zelf, als een soort symbolische zelfmoord? Waarom zegt men niet: ‘We houden meer van het leven dan van onze vijanden?’
Hoe komen de vragen over de zin van het leven tot wasdom in deze realiteit?
Voor mijzelf probeer ik meestal het leven zinvol te maken. Hoe eenvoudig deze betekenis ook is. In een van mijn gedichten uit de tijd van mijn asielaanvraag schreef ik over een oude, depressieve man en hoe hij voor zichzelf een speciaal woordenboek maakte. Het bevatte woorden met speciale betekenissen, zodat hij kon lachen, ondanks zijn depressieve gevoelens. Ik leende het idee uit een verhaal van de Zwitserse schrijver Peter Bichsel. Het drukte toen mijn eigen gevoelens uit, waardoor ik niet bezweek aan vervreemding en depressie. Ik creëerde een eigen zin vanuit een eenvoudig idee.